23 juni '20
De ideale weide
/
FokkerijZangersheide
Het is van primordiaal belang dat jonge paarden veel bewegen en evenwichtig eten. Dat doen ze op de weide, hun natuurlijke habitat. Maar hoe ziet de ideale weide er uit? Wij stelden de vraag aan Marcel Vossen (74) uit het Pajottenland, een bio ingenieur die zijn leven wijdde aan weiden. Vossen is voormalig directeur van het Agentschap Natuur & Bos en voerde voordien als ingenieur talloze proeven uit met grassoorten langs openbare wegen, grote grasoppervlakten, parken en perken. Die kennis paste hij ook toe in zijn eigen weilanden. Marcel is namelijk ook fokker van Brabantse trekpaarden en warmbloedpaarden.
Een koeienweide is vergif voor jonge paarden
Marcel Vossen maakt meteen een duidelijk onderscheid tussen een weide voor koeien en paarden: ‘koeienweiden vallen onder intensieve veeteelt, die weilanden worden behandeld met drijfmest en bevatten daardoor veel stikstof en fosfor, wat nefast is voor jonge paarden. Ik noem het zelfs vergif. Er zitten te veel eiwitten en suikers in die bodem. Als je dergelijke weiden laten begrazen door paarden, worden ze te zwaar in verhouding tot hun jonge beendergestel en we kennen allemaal de problemen die daarmee gepaard gaan in hun groeiproces. Bij koeien is dat een ander verhaal, omdat zij die opgenomen energie direct omzetten in melkproductie. Koeienweiden worden om die reden intensief bemest, maar doe dat niet als je er paarden op laat grazen. Ik ben tegen drijfmest. Voor paardenweides is dat dat echt niet goed. Om de drie jaar mag je dat weleens doen, als je nadien eerst hooit voor er paarden op grazen. Van zodra men hooit, zijn de meeste zaken uit de vloeibare mest weg. En in nabegrazing is dat minder een probleem. Ik ben voorstander van evenwichtige bemesting. Concreet moet je streven naar een goede verhouding tussen de elementen N-P-K: stikstof, fosfaat en kalium. Dat is de basis. Het is ook interessant om twee- of driejaarlijks met kalkcyanamide te gaan bemesten omdat men dan in het voorjaar een aantal kruiden treft evenals de wormpjes die uit de mest komen. De wormen worden gedood door de kalkcyanamide. Let erop dat u dan niet te zwaar bemest, maximum 400 à 500 kg/hectare. In kalkcyanamide zit ook stikstof, maar in een goede verhouding voor de grasgroei.’
Meten is weten
Als je een goede paardenweide beoogt, begint alles met een bodemanalyse. Meten is weten, vertelt de ingenieur: ‘een bodemanalyse kost geen geld en is de basis van alles. Aanwezige elementen zoals fosfaat, kalium, magnesium, ijzer enzovoort moeten zich verbinden en daarvoor moet hun verhouding juist zijn. Ik bespaar je de technische uitleg en juiste waarden. Dat geeft een bodemanalyse wel aan. Aan de hand van die gegevens, kan je je weiland beheren. Daarbij is de PH waarde of zuurtegraad de basis. En heeft kalk bijvoorbeeld de eigenschap om de grond minder zuur te maken. Door een bodemanalyse kan je bijsturen en eventueel toevoegen. Zo kom je tot een perfecte verhouding tussen stikstof, fosfaat en kalium. Sporenelementen zoals magnesium en ijzer moeten eveneens aanwezig zijn. Paarden nemen die voedingselementen op via het gras en het gras haalt ze uit de bodem.
In een ideale weide is weinig stikstof gebruikt. En als u het gebruikt, gebruik het in uw hooiland. In nabegrazing is de stikstof grotendeels weg. En laat in de weide maar enkele kruiden groeien zodat men die sporenelementen meeheeft. En zorg ervoor dat uw weide niet te zuur wordt. Een PH-waarde die zich situeert tussen 6,5 en 7 is ideaal. De bemesting doe je in het voorjaar, afhankelijk van de temperatuur en dat betekent vanaf 6°. Als de temperatuur te laag is, groeit je gras niet en neemt het dus ook geen meststoffen op.’
Op leemgrond is Vossen van oordeel dat een bodemanalyse elke tien jaar volstaat. Als je weide eerder op een zandgrond gesitueerd is, raadt hij een controle elke vijf jaar aan.
Vossen blijft het herhalen, meten is weten, je kan het tenslotte niet zien, poneert hij. Alhoewel, we stellen vast dat zijn kennersoog een weiland goed kan inschatten. Vossen glimlacht: ‘natuurlijk leer je door ervaring te kijken naar graslanden en kan je aan de aanwezigheid van verscheidene soorten planten zien hoe de bodem samengesteld is. Als ik langs weiland rijd, kan ik zo zien met welke producten er gesproeid is. Overbemesting en sommige tekorten zie je ook met het blote oog. Paardenbloemen bijvoorbeeld mogen aanwezig zijn in een paardenweide, maar te veel paardenbloemen wijzen op overbegrazing. Het gras verdwijnt en de paardenbloem neemt de plaats in. We noemen dat pioniersplanten. Als je extreem veel boterbloemen ziet, mag je zeker zijn dat je weiland te zuur is. Doe dan maar een bodemanalyse. Witte klaver ontwikkelt zich op een arme bodem. Paardenbloem, boterbloem, witte klaver, madeliefjes, het mag allemaal aanwezig zijn in je weide, het zijn uitstekende kruidenmengsels. Alleen mag geen enkele van die planten overheersen. Het is niet anders dan bij de mens, streef naar een gevarieerd evenwicht in je voedingspatroon. Soms hoor je dat er geen onkruid in een weide mag staan. Het tegendeel is waar. Er zijn heel wat kruidenmengsels die sporenelementen bevatten met gunstige effecten.’
Distels
‘Een paar distels kunnen geen kwaad, maar verwijder ze bij voorkeur. Laat ze zeker niet bloeien want dan gaan ze overheersen en dat is funest voor je weide. Die witte pluizen die je nu overal ziet, is distelzaad en dat vliegt met de wind kilometers ver. Als je veel distels en netels hebt in je weide, is er geen mogelijkheid voor gras om te groeien.
Een paardenweide is een kruidenweide
De ingrediënten voor een evenwichtig buffet zitten in de bodem en die varieert van streek tot streek. Er zijn regio’s met zandgrond en leemgrond, die hun specifieke eigenschappen en samenstelling hebben. ‘Je moet streven naar de perfecte bodem, maar wat er te veel in de bodem zit, krijg je er niet uit. Fosfaten bijvoorbeeld, blijven jaren in een bodem zitten. Als je een weide hebt waar door intensieve landbouw jaren drijfmest in verwerkt is, heb je gegarandeerd een te hoog fosfaatgehalte in je bodem en heb je een reëel probleem. Dat blijft tientallen jaren aanwezig. Met als gevolg dat je evenwicht verstoord is. Vergelijk het met een mens die elke dag frieten eet, die gaat op termijn ook tekorten krijgen. Jonge paarden verblijven hun eerste levensjaren doorgaans op een weide en dan is het noodzakelijk voor hun ontwikkeling en beendergestel dat ze gevarieerd eten. Dat betekent dat je in die weide klaver vindt, paardenbloemen, kortom een grote biodiversiteit met tientallen verschillende kruiden. Elke plant heeft zijn eigenschappen en voedingstoffen. Een paardenweide is een kruidenweide, een gemengd grasbestand. Maar telkens in de juiste verhouding.’
Kan je specifieke grassoorten voor paarden aanraden? ‘Er zijn inderdaad grassoorten in de handel voor het inzaaien van paardenweiden. Als je inzaait, moet je dat zeker niet doen met een grasmengsel voor een koeienweide. Neem grassen zoals oud Engels raaigras, veldbeemgras, uitlopend zwenkgras. Dat zijn grassen die zich kort op de bodem verspreiden want paarden millimeteren het gras. Koeien maaien het gras met hun tong. Paarden bijten met hun tanden, tot op een millimeter. Als je vervolgens grassoorten hebt die uitlopend zijn, gaan de groeipunten of meristemen minder kwetsbaar zijn.
Overbegrazing
Je krijgt altijd gras in functie van je bodem en je beheer. Wat je zaait is één ding, hoe je bemest en hoe intens je laat begrazen, is een ander gegeven. Vandaar dat juiste bemesting zo belangrijk is. Wat ook zeer slecht is, is overbegrazing. ‘Kijk nu eens naar de weilanden? Er staat bijna geen gras meer op. En toch staan er nog veel paarden op. Dan krijgt het onkruid de overhand. Er wordt te weinig aandacht besteed aan overbegrazing en dat brengt veel schade toe. Want als paarden aan de groeipunten van het gras zitten, sterft het gras af en komen er andere planten in de plaats: tredplanten zoals de grote weegbree. Mensen maken dezelfde fout met de gazon in hun tuin. Kijk maar eens rond, tijdens de zomer worden veel gazons veel te kort gemaaid, de groeipunten inbegrepen. Het gras gaat kapot en je krijgt mossen in de plaats, waar ze dan tegen sproeien. Laat het gras maar groeien, zeker in de zomer moet gras voldoende lang worden. Te kort maaien is een vaak gemaakte fout. Men wil zijn grasperk gemillimeterd zien. In het voorjaar kan men dat eventueel nog doen, maar vanaf juni en zeker in droogteperiodes, raad ik het af om kort te maaien. Laat het maar eens groeien tot het 8 à 10 cm lang is. Maai op 4 cm en laat maar wat madeliefjes en paardenbloemen groeien in uw gazon. Om terug te komen op onze paardenweide, als paarden een bros gemaakt hebben van je gras, is dat het einde van je verhaal en dan moeten ze van de weide.’
Capaciteit
Wat kan een weide aan? Hoeveel capaciteit heeft het? Marcel Vossen spreekt in normale omstandigheden op een leemgrond van drie, vier paarden per hectare. Als ze er verblijven van april tot november. ‘Als je spreekt over een gans jaar begrazing, zit je aan één, maximum twee paarden per hectare.’
Is het aangewezen om je percelen te verdelen? Vossen is geen echte voorstander: ‘je kan dat altijd doen, al heeft dat geen meerwaarde. Alles hangt natuurlijk af van de grootte van je weiland. Het uitgangspunt is dat hoe meer je jonge paarden kunnen bewegen, hoe beter. Ze moeten eens zot kunnen doen! Ik verkies één groot perceel in plaats van twee of drie kleine percelen.
Winter
‘Indien paarden in de winter op een klein perceel staan, trappelen ze de graszoden kapot, blijft er enkel modder over en blijven nadien uitsluitend tredplanten overeind. Dan is je weide om zeep. Als het in pakweg november nat begint te worden, haal je je paarden van de weide. Tenzij je een kleine oppervlakte wil opofferen. Kleine natte weiden zijn nefast.’
Hooibeheer
Weiland dient niet enkel om te grazen, het doet evenzeer dienst om te hooien. ‘met een weide waar je hooit, moet je geduld hebben voor je nabegrazing. Wie de voorbije maanden gehooid heeft, zal op dezelfde weide met de huidige droogte zijn paarden niet meer kunnen laten grazen. En we komen weer bij hetzelfde uit, als je daar toch paarden opzet, is het gedaan met je weide.’
‘Belangrijk is ook dat je weet waar je hooi vandaan komt als je het koopt. Koop nooit hooi van bermgras. Dat is trouwens niet toegelaten, maar je weet hoe mensen zijn. In bermgras zit te veel lood van uitstoot. Ik sta overigens zeer kritisch tegenover het bermbesluit. Natuurmensen vinden dat het evangelie, ik vind het een slechte natuurmaatregel. Omdat men een eenzijdig bermbesluit ingericht heeft van de zee tot in Maastricht, terwijl we over die ganse lijn een zeer verscheidene vegetatie aantreffen. Het besluit zegt bijvoorbeeld om alles op hetzelfde moment te maaien, terwijl je beter rekening houdt met de gevarieerde vegetatie. Met het Japans knopkruid dat zich overal zeer snel verspreidt, weet men geen blijf. Men neemt allerlei domme maatregelen om het kwijt te geraken, maar het lukt niet. Geen fytoproducten meer gebruiken is het evangelie, maar dat heeft effect op de verspreiding van invasieve soorten. Het bermbeheer wordt niet gecontroleerd. Bermbeheer in functie van de vegetatie is de logica zelf. In een zandstreek heeft men een totaal andere vegetatie dan bijvoorbeeld in een leemstreek. Het bermbesluit is een algemene maatregel en zegt onder andere dan men niet mag maaien voor 15 juni. Dit wil zeggen dat men de invasieve soorten netjes in zaad laat komen en mee helpt verspreiden. Sint Jacobskruid kon zich zo overvloedig ontwikkelen. Dat is zeer giftig en blijft in het hooi zitten. Je vindt dat ook terug in hooi van natuurgebieden, die ook maar eenmaal gemaaid worden. Weiger dat hooi! Uit die gebieden komen veel giftige planten. Ik weet dat er een periode geweest is dat Nederland met een tekort aan hooi zat. Zij hebben toen gebruik gemaakt van bermgras en dat is niet goed afgelopen.
Controleer altijd goed de weide voor het hooien op aanwezigheid van schadelijke planten. Ze bloeien doorgaans eind mei. Het gras op een paardenweide laat men bij voorkeur goed rijpen, maar dan kunnen schadelijke planten ook in bloei staan. Het gele bloemetje kan men van ver zien en dan moet men extra alert zijn! Men zou deze in principe kunnen bestrijden met bepaalde producten, maar dan maakt men ook de goede kapot. Als men Jakobskruiskruid opmerkt in de weide, haal het er onmiddellijk uit. En volledig, niet alleen het bloemetje verwijderen.’
Klimaat
‘We moeten ook beginnen denken in functie van het klimaat, waarmee ik concreet bedoel dat alles vroeger begint. Dat is een nuchtere vaststelling. Voor het overige is het zinloos om uitspraken te doen over klimaat. Om de doodeenvoudige redenen dat klimaatveranderingen zich manifesteren over decennia. En wat stelt dertig jaar voor in de geschiedenis van de aarde en het heelal? Niks! Op basis van enkele droge zomers kan je daar niets zinnigs over zeggen. Ik ben een halve eeuw actief met de materie en zie geen noemenswaardige veranderingen. Over klimaat wordt vooral veel gezeverd. Als wetenschapper houd ik vooral van exacte cijfers en gegevens. We hebben in de jaren ’70 ook veel droge jaren gekend. Er zijn goede en slechte wijnjaren. Je kan vandaag nog geen conclusie trekken uit de droge periode. Ik heb enkel dit jaar met mijn gezond boerenverstand vroeg gehooid omdat de situatie zich voordeed.’
Sproeien
Is water geven in tijden van droogte een optie? ‘Ten eerste is het in een periode van droogte verboden, ten tweede heeft het geen zin, want dan zou je het quasi constant moeten doen. Je zou minimum tien liter per vierkante meter moeten kunnen geven en dat is onbegonnen werk. Dat is honderdduizend liter per hectare. En dat zou je driemaal per week moeten doen. En als het zo warm is, verdampt de meerderheid van het water. En gras groeit met water. Omgekeerd bestaan er geen grassoorten die groeien zonder water.
Foute planten
Goed weidebeheer impliceert een goede controle van de aanwezige planten. Marcel Vossen waarschuwt voor enkele gevaarlijke en giftige planten die je altijd moet vermijden.
‘Eigenaars van nattere weides kunnen hinder ondervinden van kattestaart of akkerpaardestaart. Deze plant is vrij giftig. Van nature uit gaan paarden dit niet opeten, behalve wanneer er bijvoorbeeld een tekort is aan gras. Als men akkerpaardestaart ziet in de weide, maai het eruit. Paarden gaan evenmin overmatig boterbloemen eten. In regel laten ze die staan, maar het is steeds hetzelfde verhaal: men ziet weleens paarden lopen op weides waar zo goed als geen gras meer op staat, behalve restanten van boterbloemen. Vooral het bloemetje van de boterbloem is zeer giftig. Van één bloemetje op te eten gaan paarden weinig last hebben, maar als er op een weide niets staat behalve boterbloemen, dan bestaat het risico dat ze er te veel van opeten met een verhoogde kans op vergiftiging als gevolg.’
Marcel somt nog enkele giftige planten op: ‘Sint-Janskruid, de venijnboom alias ‘Taxus baccata’. Wees eveneens op uw hoede voor wilde liguster. De bloem daarvan is zeer giftig. In natuurgebieden wordt wilde liguster soms aangeplant, zelfs ook in ruilverkavelingen. Van de witte acacia is het vooral opletten geblazen voor de schors. Acaciapalen zijn zeer goed voor weideafsluiting, maar men moet ze ontschorsen. Paarden hebben de neiging om aan de zeer giftige schors te bijten. Zo’n paal is zeer duurzaam. Een acaciapaal gaat veel langer mee dan een eiken paal. Goudenregen is eveneens zeer giftig, ook voor mensen en zeker voor kinderen trouwens.’
‘En dan is er nog de esdoorn. Daar moet men zeer voorzichtig mee zijn. Dat is niet nieuw, alhoewel het lang niet gekend was dat esdoorn een dooddoener is. De esdoorn is tijdens twee periodes in het jaar zeer gevaarlijk: in het najaar, bij een storm als er heel veel vleugeltjes naar beneden komen. Het zaad is zeer giftig. Dat is een zeer kwetsbaar moment. En in het voorjaar is esdoorn eveneens gevaarlijk. Eens het vriest, gaat de giftigheid er grotendeels uit. En ook van zodra er meer dan twee kiemblaadjes zijn. Het probleem stelt zich ook op kort gegeten weides in het najaar want dan heeft de esdoorn alle kansen om te kiemen. Jaarlijks sterven er in Europa honderden paarden te wijten aan de esdoorn. Ik kan er niet genoeg de aandacht op vestigen: hou dat zeer goed in de gaten. Zorg dat uw paarden weg zijn als er in het najaar een storm is en esdoorn in de buurt staat want de paarden nemen de zaden van de esdoorn mee op met het gras. En in het voorjaar ook opletten! Een inname kent meestal een fatale afloop. Als de urine van uw paard bruin verkleurt, dan is het al te laat. Het gaat zeer snel. De dood volgt na drie of vier dagen. Vijftien jaar geleden heb ik er trouwens ook enkele paarden aan verloren. En je moet niet denken dat de esdoorn pal naast uw weide moet groeien om schade te berokkenen. Esdoorn die op honderd meter van uw weide groeit, kan evenveel bedreigend zijn. Kijk dan maar uw weide na want esdoorn kan met de vleugeltjes door de wind ver verplaatst worden, zeker als we spreken over hoge bomen. In stormweer kunnen die zeker honderd meters verder waaien.’
Slepen
Marcel Vossen is voorstander van het slepen van de weide. ‘Paarden mesten steeds op dezelfde plaats. Om die mest wat te verdelen over de weide vind ik het slepen een goede maatregel. Men moet daar niet in overdrijven. Ik laat dat jaarlijks één keer doen, soms zelfs tweejaarlijks. Men doet dat bij voorkeur tijdens het voorjaar.’
Inzaaien
Is het aangewezen om een weide regelmatig in te zaaien? ‘Door constante overbegrazing gaat de grasmat kapot en behoudt men na verloop van tijd enkel nog tredplanten. Op dat moment is men natuurlijk verplicht om in te grijpen. Als men geen overbezetting heeft en beschikt over een normale grasmat, zie ik het nut niet in om je weide dood te spuiten en opnieuw in te zaaien. Dat is voor mij geen noodzaak, integendeel. Daar ben ik zelfs tegen. Indien men op een weide zit waar al het gras weg is, dan kan men niet anders dan inzaaien. Dit wil ook zeggen dat daar een slecht beheer aan voorafgegaan is. Dat heeft vaak te maken met een overbezetting van weides. Te veel paarden in verhouding tot de beschikbare oppervlakte. Men kan inzaaien, maar tijdens het eerste jaar zal de grasmat nog zeer kwetsbaar zijn en mag men er geen paarden op laten. Men neemt dan beter een beslissing inzake het aantal paarden dat men houdt.’
Weiden en maaien
Marcel Vossen is voorstander van afwisselend weiden en maaien. ‘Je moet alles eens laten doorgroeien, dat is beter voor de dieptebeworteling en voor wie regelmatig hooilandbeheer doet. Als je alles maait, zet men de grasmat volledig opnieuw in orde. Wie dat niet doet, moet de plaatsen waar de paarden hun uitwerpselen afleveren, uitmaaien in juni of juli want anders worden die plaatsen steeds groter. Paarden grazen niet op deze plaatsen. De weide eens slepen is een alternatief voor het uitmaaien. Als er veel droogte is, moet men er uiteraard voor zorgen dat men zijn weide niet kapot maait.’