04 juli '24
Ben Verheij vertelt over zijn grote passie…het fokken van springpaarden
/
Fokkersportret@hippofoto.be
De hengst Agana van het Gerendal Z maakt furore in Amerika. Met zijn amazone Lillie Keenan blijkt hij een gouden combinatie te zijn. Geboren bij zijn trotse fokker Ben Verheij in het Limburgse Scheulder, is hij uitgegroeid tot een paard van faam. Wij waren op bezoek bij Ben, in het dagelijks leven nog altijd werkzaam in zijn tandartsenpraktijk Dental Care Plus in Hulsberg. Een druk bestaan met daarnaast een grote passie voor het fokken van springpaarden.
Hoe ben je met paarden in aanraking gekomen?
“Als 5 jarige jongen kwam ik al in aanraking met paarden. Destijds waren er thuis nog geen paarden. Als vader naar de veemarkt in het Belgische Battice ging, werden broer Max en ik telkens gedropt bij een manege in Gronsveld, die in het bezit was van familie van onze vader. Daar leerden we de eerste beginselen van het paardrijden. Toen ik 12 jaar oud werd kwamen de eerste pony’s in het bezit van familie Verheij. Uiteindelijk heb ik in de landelijke ruitersport de klasse Z bereikt; ik was niet echt een uitzonderlijk talent. De omstandigheden waren anders en ook de beleving. Met een lach vervolgt Ben, “toen ik ging studeren in Nijmegen, zouden de andere broers mijn paarden door de week trainen, zodat ik in het weekend toch nog op concours kon. In werkelijkheid kwam daar weinig van, en bleken mijn paarden in het weekend toch een stuk te fris, en minder getraind dan de paarden van mijn broers. Inmiddels zijn de tijden veranderd. De paardensport is een stuk professioneler geworden”.
Hoe ben je begonnen met fokken?
“Na beëindiging van mijn actieve ruitersport carrière omstreeks 1982, kocht ik samen met mijn vader twee Rigoletto merries om mee te gaan fokken. Wij maakten toen al gebruik van de ‘Grote Vier’, de vier hengsten van stoeterij Zangersheide, nl. Almé Z, Ramiro Z, Fürst Ferdinand Z en Graf Gotthard Z. Na jaren gewoon leuk fokken, kreeg ik steeds meer in de gaten dat ook sterke merriestammen er toe doen”.
Hoe ben je tot dat inzicht gekomen?
“ Toen mijn vader en ik begonnen te fokken waren wij al snel onder de indruk van een papier met een paar indrukwekkende hengstennamen achter elkaar. Na enkele jaren trial and error en enkele bittere teleurstellingen, kwamen wij al snel tot de conclusie, dat het onderste rijtje van de pedigree in feite veel belangrijker is. In 1993 werd de eerste merrie van de Freiminka-stam aangekocht en kwam Limminka naar Scheulder”.
Waarom precies die merrie?
“ Na heel veel research en mede op advies van wijlen Rob van Beek, destijds werkzaam bij het KWPN, kwamen we terecht bij de Freiminka-stam, die al degelijk was opgezet door de familie Okkema in Vrouwenparochie, Friesland. Uit hun stammerrie Viola ( v. Farn x mv. Camillus) kwamen toen al paarden die furore maakten over de hele wereld. Limminka was een dochter van Topas x Carelda, v. Akteur. Dit bleek gelijk een heel goed paard te zijn. Ze kon fantastisch los springen. Als 3- en 4 jarige hebben we haar laten dekken, maar zij werd helaas niet dragend. Limminka werd eerst opgeleid door mijn toenmalige vrouw Sandra, daarna werden de teugels overgenomen door Emile Tacken die haar verder opleidde tot Grand Prix niveau, totdat zij werd verkocht aan de Amerikaanse Allison Firestone.
In 1995 kwam vervolgens Naminka, een volle zus van Limminka. Zij werd later de stammoeder van de fokkerij, onder meer de moeder van Agana. Ik heb een grote voorliefde voor de Freiminka-stam. Daarnaast ben ik ook heel blij met verschillende merries uit de Roosakker-stam”.
Waar komt de voorliefde voor de Freiminka en Roosakker-stam vandaan?
“Mijn grote liefde is de Freiminka-stam, ik fok daar nu al meer dan dertig jaar mee en heb daar mijn grootste successen mee behaald. De Roosakker-stam is een paar jaar geleden op mijn pad gekomen. Met name het lijntje van Atoucha vind ik heel veel kwaliteitspaarden geven met veel scherpte. Ik heb een halfzus van Dourkhan Hero Z (Gin Tonic van het Gerendal Z), in opleiding staan bij Emile Tacken. Een delicate, heel scherpe merrie, maar met erg veel kwaliteit. Verder een dochter van Agana uit de lijn van Electra van het Roosakker, die momenteel opgeleid wordt door mijn dochter Jil. En enkele jaren geleden kwam een kleindochter van Panama du Seigneur ( Darco x Heartbreaker) het bestand fokmerries versterken”.
Echo en Agana zijn bekende toppers uit jouw fokkerij. Vertel hier wat meer over.
“De erelijsten van deze paarden zijn indrukwekkend. Het gaat te ver om al hun overwinningen en topklasseringen te noemen. Beide paarden hebben Wereldbekerwedstrijden gewonnen, Echo in Riyadh met Manon Hees. Agana won de Longines Wereldbekerwedstrijd in Las Vegas en laatst nog de 1.60 mtr. Grand Prix in Wellington. Je kunt wel heel goede paarden fokken, maar het is minstens zo belangrijk, waar ze uiteindelijk terecht komen. Toen Agana op bijna 7 jarige leeftijd via Abdel Said aan Cian O’Connor werd verkocht, kwam hij uiteindelijk terecht bij de destijds nog zeer jonge en onbekende Lillie Keenan. Achteraf was dit het beste wat de hengst had kunnen overkomen. Samen groeiden zij uit tot de ijzersterke combinatie die zij nu zijn. Die twee hebben een enorme klik met elkaar en de vraag is natuurlijk of dat met een andere ruiter ook het geval zou zijn geweest. Het is heel mooi als je paard uiteindelijk zo fijn terecht komt en als je daarna ook een heel goed contact hebt met degene die je fokproduct zo weet te waarderen. Daar doe je het voor als fokker. Ik heb Agana vanaf het begin intensief gevolgd. Mij was al heel snel duidelijk dat het zeer goed klikte tussen die twee en dat de hengst in een zeer professionele setting terecht was gekomen”.
Hoe is het om als fokker de successen van jouw fokproducten te volgen?
“Dat geeft steeds weer kippenvel”, antwoordt Ben, “het is telkens een feestje om dit te ervaren. We hebben regelmatig contact met elkaar. Het schept toch een speciale band”.
Wie zijn naast Echo en Agana nog bekende paarden uit jouw fokkerij?
“Minder bekend, maar voor mij heel bijzonder: Vimminka (v. Nabab de Reve x Naminka ). Via Emile kwam zij uiteindelijk in Ierland terecht bij de Australische ruiter Scotty Barclay die zich met haar voor Australië nomineerde voor de Olympische Spelen van Londen. Aan dit feest kwam plotseling een einde toen de merrie werd gediagnostiseerd met slokdarmkanker. Omdat de merrie een kunstmatige slokdarm kreeg, was ze niet meer FEI startgerechtigd. Ze werd met Alexander Butler in Ierland een nationale beroemdheid, die ontelbare nationale Grand Prix won. Intussen leverde zij alweer 2 topspringpaarden van Pacino, waarvan een via Ashford Farm in de USA terecht kwam.
Verder, Illinois Z, met Leon Thijssen 1,50m gekwalificeerd, en later naar Amerika verkocht. Bijzonder verhaal van Illinois: vader Iowa 960 was een zoon van Libero H uit de merrie Bruminka, net als moeder Naminka, beiden uit de Freiminka-stam, dus weer lijnenteelt. Een volle broer van Illinois Z, Tissem Z, loopt ook in Amerika. Apollo Z, volle broer van Agana, behaalde met Marcel Willems de finale bij de 6 jarigen tijdens het WK Jonge Springpaarden in Lanaken en loopt nu bij Lauren Ditallo in Amerika”.
Hoe bedenk en maak je een combinatie van hengst en merrie, en welke eigenschappen zijn hierin belangrijk?
“Ik kijk in de allereerste plaats vooral naar de genetica”. Als allereerste zie ik graag dat de moederlijn zeer sterk is. Als de moederlijn dan ook nog direct teruggaat op een merrie die uitzonderlijk gepresteerd heeft en dit duidelijk doorgeeft, dan wekt zo’n hengst direct mijn interesse. Aganix is daar een mooi voorbeeld van. Hij gaat direct terug op het fenomeen Gute Sitte, waar hij ook nog eens mooi ingeteeld is via Ogano Sitte. Daarnaast ook een stuk gevoel en ervaring. Ik zal nooit met een hele goede hengst fokken die uit een matige of mindere stam komt. De stam waaruit een hengst of merrie komt moet echt goed zijn. Ook wil ik niet met de grote massa meelopen. Niet fokken waar iedereen mee fokt. Ik heb een afkeer van een hengst waar plotseling iedereen achteraan rent. In het verleden heb ik te vaak gezien dat een hype achteraf heel erg kan tegenvallen. Ik zoek een hengst graag heel goed uit qua genetica. Daarbij moet het gevoel met het ‘fenotype’ ook liefde op het eerste gezicht zijn”.
Wat zijn in jouw ogen echte tophengsten, die zich super vererven?
Ben: “Echte Chefs de Race uit het verleden waren in mijn ogen Almé, Cor de La Bryere, Baloubet de Rouet en Capitol. Dit waren hengsten die door hun nafok de springpaardenfokkerij wezenlijk hebben beïnvloed. Momenteel zijn er natuurlijk verschillende goede hengsten op diverse stations, maar het moge duidelijk zijn, dat ik Aganix en Agana heel hoog boven op mijn lijstje heb staan. Een goede hengst vinden is niet zo heel moeilijk. Goede merries, dat is veel moeilijker. Bij een merrie ben je er pas achter, of ze zich goed vererft als ze 14-15 jaar oud is”.
Komt Agana van het Gerendal Z ook ter beschikking voor de fokkerij?
“Ik denk dat de familie Keenan de hengst na zijn sportcarrière beschikbaar wil stellen voor de fokkerij. En wil je dan een hengst de meeste kansen geven, dan is het evident, dat het dan in Europa is, denk ik persoonlijk”.
Fok je alleen met bewezen hengsten, of durf je ook jonge hengsten, zonder nafok, te gebruiken?
“De stam waar de hengst of merrie uitkomen is voor mij heel belangrijk. Natuurlijk ook wel het zelf presteren van beiden. Vroeger gebruikte ik voornamelijk bewezen hengsten, maar de laatste jaren durf ik het wel aan, om jonge hengsten, soms nog zonder nafok, te gebruiken. Ik probeer altijd een stap vooruit te zijn. Kijk naar Aganix destijds. Als driejarige zag ik hem losspringen bij Luc Henry. Hij overtuigde mij vanaf de eerste sprong. Ik heb hem daarna intensief gevolgd tijdens zijn jonge jaren bij Michael Korompis. De informatie die ik toen vergaarde deed mij inzien, dat het toch echt een fenomeen was. Dat de hengst daarna door een blessure een grote carrière gemist heeft is uitzonderlijk jammer. Kennis van moederlijnen is zo super belangrijk in een goede fokkerij. Alleen het op elkaar plakken van bekende namen zoals vaak gebeurt is niet genoeg. Er zijn momenteel zeker heel spannende jonge hengsten uit zeer bewezen moederlijnen, die ik op de radar heb”.
Welke hengsten gebruik je momenteel in de fok?
“Dit jaar krijg ik onder meer veulens van Aganix du Seigneur Z, Contagio Z en Comme il Faut. Komend dekseizoen wil ik Echo van het Spieveld, Aganix du Seigneur Z en Agana weer gebruiken. Van deze hengsten weet ik wat ze brengen bij onze merries”.
Hoe gaat de opfok, selectie en opleiding bij jou in zijn werk, en met wie werk je in dat traject veel samen?
“Ik laat mijn jonge paarden al redelijk snel vrijspringen. Meestal tijdens de eerste winter. Heel laag, maar toch”. Wat zegt een jaarling die vrij springt? “Je kunt zien of de skills in eerste aanleg aanwezig zijn. Een hele slechte haal je er daar wel uit. Maar voor de rest kun je er moeilijk te zware conclusies uit trekken. Daarvoor heb ik ze teveel zien veranderen, zowel naar de positieve , als de negatieve kant. Hengstveulens gaan altijd extern naar een opfokbedrijf. Merrieveulens probeer ik zoveel mogelijk thuis te houden. De eerste selectie is met 18 maanden als de X-Rays gemaakt worden. Een echt ongezonde gaat er dan onverbiddelijk meteen uit. Daarna vindt de selectie geleidelijk plaats op basis van gevoel en kwaliteit. Hoe beter de kwaliteit, maar vooral het gevoel, hoe langer ik geneigd ben een paard aan te houden. Soms is dit moeilijk uit te leggen. Hoe beter je je stam kent, hoe beter dat je die vroege informatie kunt duiden. Meer inzicht in opfok en selectie, je dieren kennen, dat is heel belangrijk in mijn ogen. Gevoel en ervaring spelen hierin mee. Over het algemeen zijn de paarden uit mijn stam vrij laat rijp. Dat deel van het traject doe ik met mijn vriend René Janssen. Soms worden paarden op jonge leeftijd al verkocht, maar meestal gaan ze in opleiding bij mijn dochter Jil, maar ook naar Manon Hees en Emile Tacken”
Ben herinnert zich de jeugdjaren van Agana nog steeds. “ Hij liep totdat hij drie jaar oud was in een grote groep in de opfok in Noord- Limburg. Hij was vrij onstuimig toen hij weer hier thuis kwam. Maar vanaf de eerste sprong die hij hier thuis maakte waren wij heel enthousiast. We wisten dat dit een heel exceptioneel paard was en al onze verwachtingen overtrof”.
Op welke leeftijd verkoop jij je paarden meestal?
“Meestal fok ik al mijn veulens op tot het moment dat ze drie tot vier jaar oud zijn. Dan vindt al een eerste selectie plaats op basis van gezondheid, aanleg met vrijspringen en ook op gevoel. De besten gaan in opleiding. Op basis van kwaliteit, kosten en verwachting wordt daarna een moment van verkoop bepaald. Allemaal aanhouden tot op hogere leeftijd is zeer kostbaar. In paarden waar ik veel gevoel bij heb en die zich heel sterk ontwikkelen, investeer ik echter graag. Dat is onze passie en uiteindelijk ook rendabel”.
Hoe kijk je er tegen aan om al op jonge leeftijd te beginnen met de opleiding van je paarden?
“Hier worden de paarden meestal zadelmak gemaakt op hun derde levensjaar. Hengsten worden dan doorgetraind, omdat het moeilijker is ze op de wei te doen. De merries gaan meestal terug op de wei. Met de grijsheid der haren komt de wijsheid “, vervolgt Ben met een glimlach. “Hoe minder je op jonge leeftijd doet met een paard, hoe beter. Jaren geleden was ik ervan overtuigd om deze paarden in competities voor jonge paarden te laten starten. Nu ben ik veel geduldiger geworden hierin. Soms worden jonge paarden wel wat zwaar belast. Waardoor toptalenten uiteindelijk met de stille trom vertrekken. Hadden ze meer tijd gekregen, dan waren ze wellicht verder en beter tot ontwikkeling gekomen. Met het ouder worden kom ik hoe langer hoe meer tot de conclusie, dat je met jonge paarden, zeker als ze veel kwaliteit hebben, niet genoeg geduld kunt opbrengen. Vaak zie ik dat jonge paarden die zich zelf aanbieden vaak veel te snel en veel te veel in hogere rubrieken moeten lopen. Ik denk dat je beter vier stappen te langzaam kunt zijn dan één stap te snel. Een jong paard met heel veel kwaliteit dat één keer ‘voor de bus wordt gegooid’, kan bedorven zijn voor heel zijn leven. Een jong paard moet in iedere stap van de opleiding heel goed ‘ bevestigd’ zijn voordat hij voorzichtig zijn volgende stap kan zetten. Als de basis met respect, verstand en geduld is verankerd, zie je vaak dat het héél snel kan gaan als ze acht of negen jaar oud zijn. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Kijk maar naar Agana, die wordt 4e bij de 5 jarigen op ’t Wereldkampioenschap met Jil.
Het is geen must voor mij, dat alle jonge paarden in deze competities lopen. Als het zich voordoet en ’t voelt goed aan, dan zal ’t wel voorkomen dat ze ergens starten. Maar niks moet, we hebben de rust en het geduld met jonge paarden. We moeten 100% overtuigd zijn dat een paard er aan toe is als ze deelnemen aan zulke wedstrijden. Door de jaren heen, ben ik, ervaringen rijker, wel genuanceerder daarover gaan denken”.
Hoe kijk je naar de toekomst in je eigen fokkerij en fokkerij in ’t algemeen?
“Vooral voor en met mijn dochter Jil, een passie delen. Op bescheiden schaal fokken, vooral niet grootschalig, dat leidt zelden tot iets. De meeste goede paarden komen uit kleinere fokkerijen. Bescheiden fokkerijen waar paarden aandacht krijgen, bekeken worden, en alle kansen krijgen. Op die manier kun je ook meer overzicht houden. Ik wil gemiddeld 4-5 veulens per jaar fokken.
De genenpool heeft zich inmiddels zodanig gemengd in Europa dat je bijna niet meer kunt spreken van een Nederlands, Duits, Frans of Belgisch paard. Ik ben ook nog graag in Holstein te vinden. In Holstein leeft nog een heel andere cultuur, en blijven ze meer naar het paard kijken. Iets minder naar de genetica via de moederlijnen. Dit in tegenstelling tot België, waar tot in extremis naar de moederlijnen wordt gekeken en iets minder naar ’t model”.
Welke personen zijn belangrijk in jouw paardenwereld?
“Zonder anderen te kort te doen wil ik enkele personen noemen. Op de eerste plaats natuurlijk René Janssen, mijn steun en toeverlaat en rechterhand. Een paardenman vol passie. Samen hebben we veel overleg over fok, opfok, selectie, en helpt René ook thuis met de verzorging van de paarden. Een tweede persoon die ik graag wil noemen is Jac Remijnse, oud uitgever van het fokkerijblad “Horse Genetics” dat jarenlang spraakmakend was in de fokkerijwereld. Jac is een groot kenner op het gebied van lijnenteelt. Een kennis die hij ondermeer opdeed door een grondige studie van de Volbloedfokkerij. Met hem overleg ik altijd nauwgezet de hengstenkeuze. Een tipje van de sluier: Zowel Agana als Allminka zijn producten van Jac’s aanparingsadviezen.
Ook Otto Boje Schoof uit het Duitse Hedwigenkoog, is een persoon die een speciale plek inneemt bij mij. Hij is onder andere de fokker van Cento en Uricas van de Kattevennen en heeft mij met een andere zienswijze leren kijken bij het beoordelen van een paard. Kijk eerst en vooral naar de rug van een paard, is een van de wijze lessen van Otto Boje. Een gesloten lendenpartij is een must voor een goed springpaard. Ik heb veel bewondering voor deze man, die zoveel bereikt heeft. Een van de beste fokkers van de wereld, die een geweldige merrie lijn heeft opgezet.
En dan natuurlijk Léon Melchior, volgens mij destijds al een grote Ziener. Al in 1976 kwam ik voor de eerste keer op Zangersheide, destijds nog in ontwikkeling. Gerard Franssen werkte bij Zangersheide en was tevens lid van onze rijvereniging. En zodoende kregen we toen een eerste rondleiding. Niemand ter wereld heeft ooit de fokkerij van springpaarden zo positief beïnvloed, als Léon. Een man met een ongekende missie. In zijn gedachten was hij met de fokkerij van springpaarden al 20 jaar vooruit. Deze man was een zege voor de fokkerij, eerst in deze regio, en later ook voor Europa en wereldwijd. Hij begon als allereerste met KI (kunstmatige inseminatie), hetgeen in het begin zeer argwanend werd bekeken. Later volgde al zeer snel de Embryotransfer. Nu algemeen aanvaard, destijds verketterd”.
De rol van dochter Jil in de opleiding van de jonge paarden?
“Jil heeft van haar moeder een heel goed gevoel voor paarden meegekregen. Ook het met groot geduld en respect opleiden van paarden heeft zij van haar met de paplepel ingegoten gekregen. Daarbij heeft ze het grote geluk gehad dat ze op jonge leeftijd al een groot aantal heel goede paarden heeft gereden, die op latere leeftijd in de grote sport terecht kwamen. Ze weet naar welk gevoel ze op zoek moet. Wij ambiëren zeker geen grote sportstal. Het fokken, opfokken en daarna een gedegen opleiding geven op onze manier, daar ligt onze passie”
Geeft Jil ook om fokkerij?
“Uit ervaring weet ik dat die interesse wel groeit op iets oudere leeftijd. In het algemeen zie ik ook vaker dat de betere ruiters meer geïnteresseerd zijn in genetica. Heel slim!”
Auteur: Wil Smeets